Ik stond al boven op menige bergtop bekend uit de Tour, voorzien van een ijzeren kruis of bezongen in een Franse chanson. Velen ervan staan hoog bovenin de top 10 lijstjes van mooiste Europese klim, ook in de mijne. Maar vaak zijn het de ‘mindere’ broeders zoals de Col de Sarenne die mijn hart echt stelen. Leeg, wild en liefst zonder suf ski dorp (hoewel de Sarenne uiteindelijk ook in dat afgrijselijke Alpe d’Huez uitkomt) op de top.
En toen ging ik op fietsreis. Alles veranderde. Stoppen tijdens de klim mag opeens (je haalt de top niet eens zonder), tijden of snelheden tellen niet meer en Strava krijgt meer een dagboek functie. Dat doet een fiets van bijna 20 kilo met nog eens zo’n hoeveelheid aan bagage wel met je. Het was even wennen, maar ik ging steeds meer genieten van het nieuwe klimmen.
Vanaf de start gaat het hard omhoog langs een stuwmeer. De Wahoo houd de geklommen meters bijna niet meer bij. Om me heen doemen toppen op van meer dan 4 duizend meter hoog. Sneeuw ligt op de toppen terwijl het zweet uit mijn lijf gutst. Wat is dit? De omgeving wordt mooier en mooier. Ik zie bossen, meren en woeste bergrivieren terwijl de weg maar blijft stijgen en het asfalt best goed blijft. Op precies de juiste afstanden (voor een reisfietser in ieder geval) is er een café, bron, waterval of dorp waar ik mijn dorst kan lessen. Haarspeldbochten, valleien, nog hogere toppen met nog wittere sneeuw… waar ben ik?
Het blijkt Georgië te zijn. Een land met weinig tot geen wielercultuur maar met een adembenemende natuurlijke schoonheid. En volgens de blauwe vlaggen met gele sterren aan de grens onderdeel van Europa, dus tel ik ‘m sindsdien officieel mee. De klim van Jvari naar Mestia in Svaneti, in het noord-westen van Georgië. Een afgelegen berggebied dat eeuwenlang net als dat bekende Gallische dorp van Asterix elke poging tot overheersing wist af te slaan. Waar elke boerderij een eigen verdedigingstoren heeft die dienst doet tijdens invallen van buitenaf of bij een burenruzie. Wat een klim! Ik deed er met bepakking 2 dagen over, maar het had voor mij 2 weken mogen duren. Helaas voor wielrenners houdt het asfalt zo’n 15 kilometer na Mestia echt op en ook in de sporadische tunnel moet je even op je hoede zijn. Ik ging nog verder richting Ushguli en uiteindelijk de Zagar pas, maar dat offroad rijden is een heel andere discipline. Helaas is hierdoor de klim voor wielrenners dus ook meteen de enige verharde terugweg, maar dat is dan ook misschien het enige minpunt van deze machtige en prachtige klim.
Ben je avontuurlijk en benieuwd naar een uitdaging die nog maar een klein aantal racefietsers op hun palmares hebben staan, dan is de weg van Jvari (bijna op de grens van Abkhazië) naar Mestia er één voor jou. Hij is zo’n 100 kilometer lang en stijgt 2.197 meter in totaal. Mocht je nog puf hebben dan kun je de dag erna de verharde klim richting Ushguli als klimtijdrit inplannen, op de top is een klein restaurantje. In Mestia zijn volop overnachtingsmogelijkheden en restaurants te vinden ook al lopen de koeien en varkens er nog gewoon over straat en er is zelfs een skilift. Neem wel reserveonderdelen mee, de dichtsbijzijnde fietsenmaker is namelijk in Batumi waar je achteraf dat welverdiend biertje aan de Zwarte Zee (met fietspad aan zee) kunt drinken die je hebt verdiend als je de mooiste klim van Europa bedwongen hebt.