Rond 4 uur in Oudenaarde werd het titanenduel tussen Wout van Aert en Mathieu van der Poel beslist met een sprint op de saaiste weg van Vlaanderen. De strijd tot het eind was boeiend te noemen, heroïsch bijna. Maar het weer was te goed, de Muur geen onderdeel van het parcours en de twee mannetjesputters kwamen op de meest goedkope manier van de eigenlijke winnaar af.
Oranje bril
Want wie de beelden terugkijkt zonder oranje bril ziet dat het de Fransman Julian Alaphillpe is die eigenlijk het sterkste koerst. Het is hij die de aanval opent, het is hij die de andere twee kemphanen uit hun hok lokt. Maar voor Alaphillipe zijn is een beetje vergelijkbaar met voor Voeckler zijn. Zelfs hier bij Racefietsblog lopen de gemoederen nogal hoog op als je de naam van één van deze Fransen noemt, laat staan op een positieve manier.
Natuurlijk delen beiden een voorliefde voor de show, het gedoe, spektakel en aanstellerij. Maar is dat deels niet wat onze sport zo mooi maakt? De karakters, de gekkies. Wat als iedereen rijdt als Froome en praat als Pogacar? Dan zou ik toch snel stoppen met kijken. Een klassiek drama heeft helden, slechterikken en narren nodig. De gekke bekken van Thomas en het oneindige kijken en onrust van Julian maken ze alleen niet populair. Als je het vergelijkt met Sagan, dan is snel duidelijk waarom. Peter de Grote is een strijder op de fiets en een clown ernaast. Bij Julian en Thomas is de scheidslijn minder duidelijk, en dat werkt tegen ze.
Overleg
Maar waar ging het nou mis voor de verse wereldkampioen? Natuurlijk was ‘ie bezig met z’n radio, natuurlijk had die jury motor daar niet moeten stilstaan, natuurlijk had Wout of Mathieu iets moeten roepen of wijzen. Want als je iets leert als wielrenner dan is het dat je voor elkaar zorgt, en dat met zijn allen veilig thuiskomen het belangrijkste is. Natuurlijk snap ik dat in de koers er andere regels gelden, maar het moment dat op mijn netvlies blijft is het korte overleg tussen Wout en Mathieu de seconden na de val.
Ze kijken, ze schatten in, ze overleggen. Althans. Het lijkt alsof Wout nog twijfelt en vraagt aan Mathieu was ze doen. Want is er niet zoiets als een code, een gentlemen’s agreement. Beiden weten exact wat er gebeurd is. Beiden misten dezelfde motor op een haar na. Ze weten dat Alaphillipe daar op de Belgische betonplaten ligt. Wat ze niet weten, is hoe hij er aan toe is. Hoe hard was de klap? Hoe kwam hij neer? Doet zijn fiets het nog? Zij weten dat niet op dat moment en kunnen het ook niet weten… en toch maken ze een beslissing. Hun grootste en misschien wel sterkste rivaal ligt daar op de grond. À la Alaphillipe ligt hij te kreunen en spartelen. Uiteraard doet zo’n klap pijn en als ‘ie enigszins door had kunnen gaan had hij sneller op zijn velo gezeten dan dat Trump van Covid herstelde. Maar dat gebeurde allemaal niet.
Nee
Wat ik wel zag was het ‘nee’ schudden van het hoofd van Mathieu. Zoals het zo vaak gaat, is dit een split second waarin alles beslist wordt. De relatie tussen Wout en Mathieu, de winnaar van de Ronde van 2020 en een nieuwe strijd tussen deze drie toppers in de komende seizoenen. Julian wist dat Mathieu nee schudde, hij voelde het terwijl hij kermde en waarschijnlijk vond dat de koers stilgelegd had moeten worden. Maar de Koers ging door, de Ronde ging door. Want waar in een grote ronde regels bestaan omdat de kopmannen weten dat je de Tour of de Giro niet in een dag wint maar wel kan verliezen, daar is een eendagskoers als deze mededogenloos en dat is wat we zagen in de paar seconden. Mathieu hield voet bij stuk, nam de kop over en sleurde Wout mee. Door! Hij keek één keer om, en hij dacht: tres bien! Van 33% was zijn winstmarge toegenomen naar 50% en misschien wel 50,1%. Want Mathieu was sterk, Wout had al in de sloot gelegen en daar kuste Julien het richeltje, het beton. Geslepen als hij is, koerste Mathieu door, door naar die ellendig lange Minderbroederstraat richting Oudenaarde.
In de sprint was het een tweestrijd die eigenlijk een driestrijd had moeten zijn. De Ronde werd niet op een kasseienklim beslist, maar op een roemloos verbindingsstuk. Wie weet wat er gebeurd was. Misschien was Julian gewiekst genoeg om hun beide er op te leggen, misschien had ‘ie te vroeg gejuicht, misschien was ‘ie wel teveel van zijn lijn afgeweken… misschien had ‘ie wel gewonnen. We zullen het nooit weten, behalve Julian zelf die zich waarschijnlijk al zag zegevieren, in Oudenaarde, in zijn regenboogtrui, hoe mooi was dat geweest?