Een tijd geleden spraken we erover om met de gehele crew weer eens op de fiets te stappen voor een mooie rit. Dan kom je al snel bij een monument als Parijs-Roubaix. Kort daarna was de inschrijving voor de langste challenge, de 163 kilometer, een feit. De enige route waarbij je de exacte route van de wedstrijd fietst. Dat is minus de eerste 70 km van de profs, maar natuurlijk wel inclusief alle 52,5 km aan kasseistroken. Met recht een challenge! Tijdens de voorbereiding hebben we ons goed ingelezen wat betreft tips en trucs; dubbele stuurlinten en bredere – 28 mm – banden dus.
De Challenge
Het hotel is geboekt en op vrijdag stappen we vol goede moed en met schitterend lenteweer in de auto op weg naar Roubaix; een rit van ongeveer drie en half uur vanuit Amsterdam. Aangekomen in Roubaix rijden we door naar het nieuwe overdekte Velodrome (naast het beroemde Jean Stablinski Velodrome) om onze gegevens en startbewijzen op te halen. Bij de reservering heb je direct al een startnummer gekregen waardoor je direct in de goede rij kan gaan staan. De startnummers hebben verschillende kleuren; elke afstand heeft een bijbehorende kleur. Je kan kiezen uit 70, 139 of 163 kilometer. In de envelop zit naast je stuurbord (met chip), een routekaart, een overzicht van de kasseistroken en ravitaillering en een framesticker. Op de sticker staan heel mooi kasseistroken en hun plek in de route.
De renners die voor de langste afstand kiezen rijden als enige geen ronde, maar een rit in lijn. Dit betekent dat je in de ochtend naar de start moet. De start is vanaf 7.00 uur in het dorpje Busigny. De kortere routes starten vanuit Roubaix tussen 7.00 uur en 10.00 uur. De organisatie zet in totaal 33 pendelbussen in om renners naar Busigny te vervoeren. Een plek in een van deze bussen moet je vooraf reserveren voor 30 euro. Hier hebben wij ook gebruik van gemaakt om in de ochtend (lees: nacht) naar de start te komen. De bus vertrekt om 5:30 en er wordt verwacht dat je om 5.00 uur je meldt om de fiets in de aanhanger te laden en een plek te zoeken in de bus. 5.00 aanwezig betekent om 4.00 uur opstaan. Vroeg, heel vroeg! Niet zo heel gek dat het hotel op dat moment nog geen ontbijt klaar heeft staan. De dag of avond vooraf een ontbijtje scoren is dus aan te raden. Eenmaal in de bus doen we de ogen dicht om nog wat extra rust te pakken. De over-enthousiaste Spanjaarden in de bus zorgen er echter voor dat we niet al te ver weg dommelen. Hoe dichter we bij Busigny komen, hoe minder vrolijk het weerbeeld wordt en na een busrit van anderhalf uur stappen we uit in een miezerig (wat betreft grootte en weer) Busigny.
Vanuit de bus is het 100 meter naar de officiële start. De straat waar alle bussen staan geparkeerd is ook de straat waar de route langs gaat dus is het wel even oppassen voordat je kan oversteken naar de start. Naar mijn idee een vreemde keus om de route langs de uitstapplek te laten lopen. Bij de start is er nog de mogelijkheid om het toilet te bezoeken en kan je een tas met spullen afgeven, die je aan het eind van de dag weer op kan halen bij het Velodrome. Erg handig, bijvoorbeeld als je nog twijfelt over kledingkeus. Eenmaal onder de startboog doorgefietst begint de tijdregistratie. We rijden het dorp uit en het stopt met miezeren; het regent! De eerste dertien kilometer kan je gebruiken om even warm te draaien want vanaf dat punt begint de eerste van maar liefst 27 kasseistroken.
Pavé
Here we go! De kasseien op. Met de nodige tips om over de kasseien te rijden goed in ons geheugen gegrift gaan we vol goede moed de eerste ‘secteur pavé’ op. Een 3-sterrenstrook ligt er op ons te wachten. Hoe hoger het aantal sterren (in de categorie * tot *****) hoe zwaarder de strook. Dit kan zijn door de lengte of door de ligging van de kasseien. Doordat het weer druilerig is liggen de kasseien er nat bij en voorzichtigheid is geboden. Een valpartij zit niemand op te wachten, laat staan een valpartij op de kasseien. Voordat de strook begint staat er een groot bord met daarop de naam, lengte en het aantal sterren dat deze strook kenmerkt. De eerste stroken is het nog flink wennen aan het rijden op kasseien. Het vinden van een juiste lijn of het ‘beste’ pad gaat naar verloop van tijd beter. De eerste strook wordt er nauwelijks iemand ingehaald, maar het niet kunnen fietsen van je eigen tempo is op z’n zachts gezegd geen pretje. Hoe harder je erover rijdt hoe minder het stuitert. Nadat ik twee keer heb moeten uitwijken voor een bidon, of een ander onderdeel dat op de kasseien ligt, is het ontwijken van een renner ook niet zo moeilijk meer.
Het grootste gedeelte van alle kasseistroken heeft een hoog middengedeelte. Daar fiets je het ‘best’. Inhalen zal dus langs de rand moeten gebeuren. Dit kan op sommige stroken via ‘het kantje’/de berm, maar wanneer die er niet is zal je over een slecht stuk kasseien langs je voorganger moeten. Het is wat lastig uit te leggen, maar het rijden en inhalen over kasseien vergt een goede focus. Je moet naast je voorganger en evt. achteropkomende renner ook het hoogteverschil tussen middengedeelte en zijkant in de gaten houden. Daarnaast is het vaak smal en liggen de kasseien aan de rand een stuk slechter. Afijn, al doende leert men en we dokkeren verder. De derde strook – Quiévy à Saint-Python – is door de organisatie voorzien van een tijdregistratie. Dit is de langste kasseistrook uit Parijs-Roubaix en deze kent wat verschil in hoogte. Wanneer we op het hoogste punt van de strook komen merken we dat de windkracht 5 ons vandaag nog wel eens pijn zou kunnen gaan doen. De Noord-Franse open vlaktes nodigt de wind uit om vol over het parcours te blazen.
De toegevoegde waarde van de tijdswaarneming heb ik nog niet kunnen ontdekken. Het kost voor de meeste renners al moeite genoeg om ongeschonden over de kasseien te komen dat een snelle tijd niet direct een prioriteit heeft. Daarnaast kan dit wel een aantal renners uitnodigen om net wat meer risico’s te nemen m.b.t. inhalen of aansturen van bochten. En zoals je wellicht op tv wel vaker gezien hebt, als je voorganger valt terwijl je over de kasseien dokkert met je handen bovenop het stuur is er geen uitwijkmogelijkheid. Kortom, wat mij betreft overbodig.
Goed verzorgd
Na 42 kilometer komen we bij de eerste eetstop. De stop is voorzien van voldoende aantal toiletten, urinoirs en prullenbakken en hekken om de fietsen tijdelijk te stallen. Een aantal tentjes waar verschillende versnaperingen te pakken zijn als stroopwafels, Luikse wafels, fruit, verschillende zoutjes en grote tanks met sportvoeding voor in je bidon. Veel vrijwilligers zorgen ervoor dat er geen moment een van bovengenoemde versnaperingen op is. Ook de twee volgende stops (op 81 km en 130 km) waren goed verzorgd. We volgen de fluorgele pijlen richting Roubaix. Deze bewegwijzering wordt ook gebruikt voor de koers van de profs en is meer dan duidelijk aanwezig. Opvallend zijn de enorme hoeveelheden aan tijdelijke parkeerverboden voor de wedstrijddag. Vele straten zijn al rustig qua geparkeerde auto’s waardoor de 5500 deelnemers voldoende ruimte hebben om de tocht te fietsen. Bij kritieke punten op de route staan verkeersregelaars die de hele dag(!!) in de weer zijn om het verkeer tegen te houden. Uitgezonderd een dichte spoorwegovergang en een aantal stoplichten hebben we geen enkele keer hoeven stoppen. Het verkeer werd net zolang stilgelegd tot de gehele groep fietsers voorbij was.
Parijs – Roubaix heeft natuurlijk een aantal historische/heroïsche/bekende punten waar ik persoonlijk toch wel naar uitkeek. Een van deze punten is natuurlijk ‘Het bos’; Trouée d’Arenberg. Het beeld van de mijnschachten en het weiland vol met campers is er wel een waar ik een glimlach van krijg. Ook al ligt het vandaag nat, de aanloop er naar toe is er toch een die gepaard gaat met een gezonde spanning. Een beetje een domper op deze vreugde was de aansluiting van de 139 km route. Druk is zacht uitgedrukt. Filerijden, bijna stilstaan, toch voorzichtig doorfietsen en sporadisch een renner kunnen inhalen. Deze *****-strook loopt ook licht omhoog. Slechter dan deze zul je ze ook in het vervolg van de tocht niet meer tegenkomen. Nu blijkt dat dit de eerste is voor de 139 km route. Kortom; zij hebben nog geen kasseien gezien vandaag en moeten ‘vanuit het niets’ beginnen aan de meest ellendige strook van de hele dag. Oke; dan heb je het zwaarste maar vast gehad, echter hebben ze niet kunnen wennen aan de kasseien. Veel (bijna) valpartijen waren dan ook het gevolg op de natte kasseien. Doordat het ook niet echt snel ging was het balanceren met slippende bandjes, zowel voor als achter kreeg je geen grip. Voor de renners van de lange route was dit de tiende strook waarbij de handen echt al wel pijn doen. En dan te bedenken dat de organisatie ook hier een tijdregistratie heeft uitgezet.
Pain is for cyclists
Ja; na 10 stroken doen je handen pijn. Verkrampte vingers en protesterende polsen zorgen ervoor dat je eigenlijk zo snel mogelijk van de kasseien af wilt. Snel eroverheen is er met de drukte dan niet altijd bij. Inmiddels is het droog en door de harde wind is de ondergrond ook vrij snel opgedroogd. Droge ondergrond betekend in Parijs – Roubaix dat het stuift. Met windkracht 5 stuift dat ook behoorlijk hard! Op de kasseien fiets je nu dus door stofwolken. In de volgende stroken maakt eigenlijk het aantal sterren niet meer uit, het enige waar ik nog naar kijk is de lengte. En aan het eind van de strook snel een blik werpen op het bord dat aangeeft hoeveel kilometer je handen rust krijgen voor de volgende strook begint. De stroken zijn genummerd en tellen terug van secteur 27 tot secteur 2. De laatste is er een die is aangelegd als eerbetoon aan Parijs-Roubaix en ligt er (in vergelijking tot de eerdere stroken) als een biljartlaken bij.
Bij de inschrijving hebben we een kaart gekregen waar op staat op hoeveel kilometer welke strook begint, maar de nummering ontbreekt op deze sticker waardoor het onderweg af en toe verwarrend is om na te gaan welke strook er komen gaat en hoeveel je er nog moet. Op de wegen tussen de kasseistroken door heb je even tijd om je vingers te strekken en het stuur weer wat anders vast te pakken. Het is ook niet dat onze benen niet meer willen, maar het lijkt alsof de meters aan kasseien steeds langer worden en de vingers verkrampen. Waar je normaal stil valt omdat de benen het niet meer aankunnen zijn het nu je handen die het laten afweten. Na een strook snel de handen in een andere positie op het stuur zetten en ze wat rust geven. In de laatste 30 kilometer van de tocht merk ik bij het afkomen van de strook dat de vingers zo verkrampt zijn dat remmen echt een opgave wordt. Veel renners drommen samen na elke strook om hun maatje op te wachten. Dat ze daarbij in de weg staan voor renners die van de strook afkomen vergeten ze weleens. Dit zal ongetwijfeld vermoeidheid zijn, maar voor renners met verkrampte vingers staan ze daardoor af en toe behoorlijk in de weg.
De laatste loodjes
Op de open vlaktes begint de wind steeds meer een tegenstander te worden. De vlaggen aan de vele campers en de reclamevlaggen staan strak gespannen. Ploeterend en zwoegend op de kasseien met windkracht vijf op je neus maakt dat de laatste kilometers echt een challenge worden. Op zo’n 15 kilometer van het eind begint het ook weer te regenen en de laatste stroken rijden we wederom op natte kasseien. Op drie stroken voor het eind – de bekende Carrefour de l’Arbre – komen we eigenlijk ons enige pech-geval tegen en dat is een losgetrild stuur. Met een tooltje even vastdraaien en we kunnen weer verder. Wanneer we Roubaix naderen is het gevoel in de handen nagenoeg weg. Naast de verkrampte handen zijn ze nu door de regen en wind ook dusdanig koud dat ik de laatste strook in z’n geheel op het kantje heb gereden. Vooraf neem je je voor om niet te veel te ‘cheaten’ en elke strook aan kasseien volledig te volbrengen, maar eigenlijk is na twee stroken al wel duidelijk dat de profs dat ook niet voor niets doen. Het kantje kan overigens ook zorgen voor valpartijen door opstaande randen of kasseien die vrijwel onzichtbaar onder het zand liggen.
Het stadion is in zicht; de laatste ere-strook mogen we helaas niet overheen omdat de organisatie bezig is deze te voorzien van reclamedoeken. We draaien het terrein van het ‘Parc des Sports’ op en rijden het natte stadion in. Het oude Velodrome is lang niet zo stijl als de hedendaagse wielerbanen, maar ik waag me niet boven de zwarte lijn met deze natte ondergrond. We laten ons rustig over de streep bollen, nemen een medaille in ontvangst en rijden eigenlijk meteen door richting de beroemde douches. Trots, moe, verkleumd en met verkrampte vingers gaan we met een voldaan gevoel onder de douche. Waarschijnlijk de enige douche in de wereld waar foto’s maken geen issue is!
Conclusie
Vooraf hinkte ik op twee gedachten. Parijs – Roubaix is voor mij een van de mooiste wedstrijden van het jaar. De tweede zondag van april geef ik niet thuis, ben ik afwezig en onbereikbaar voor alles wat niet met Parijs – Roubaix te maken heeft. Hoe gaaf is het om dan zelf de tocht de fietsen en uiteraard de dag erna het spektakel live te aanschouwen. Heel gaaf, maar daarnaast was er ook wel de angst van 52,5 kilometer kasseien. Toen eenmaal bekend was dat het door zou gaan hebben we ons snel ingeschreven en een busplaats gereserveerd. EUR 35,- inschrijfgeld en EUR 30,- voor de bus leek me in het begin wat veel, maar de organisatie staat als een huis. Wellicht dat er nog een aantal eurootjes van de pendeldienst af kan, maar €35 euro voor de goede voorzieningen van eten, drinken, sanitair en bewegwijzering/verkeersregelaars staan goed in verhouding. De 52,5 kilometer aan kasseien is exact gelijk aan dat van de profs en wanneer je dit zelf hebt gereden ga je heel anders naar deze wedstrijd kijken. Wind mee of wind tegen, ik was blij dat ik 30 km/h kon halen over bepaalde stroken. Het feit dat de profs dit met snelheden van boven de 40 km/h afwerken, daar neem ik mijn klakske voor af! De bijnaam ‘Hell of the North’ is toepasselijk.
Belangrijk bij een tocht als deze is je materiaal. De tips en trucs over dubbele stuurlinten en brede banden zijn zeker waar, maar gezond verstand is vaak ook een goede raadgever. Een carbon bidonhouder van nog geen 20 gram is natuurlijk vragen om problemen. Een extra elastiek of tape om je fietscomputer of zadeltas is ook zeker een aanrader. Anders gezegd; voor de verzamelaar van bidons en zadeltasjes is deze tocht een walhalla; je komt van alles tegen op de stroken. Daarnaast is je bandenspanning essentieel; te hard betekend weinig comfort, te zacht is vragen om een stootlek. In ons geval resulteerde goede banden en de juiste bandenspanning tot nul lekke banden! Enkele minpuntjes waren er wel; de genoemde tijdsregistratie voegt weinig toe en zorgt bij renners voor frustratie of onnodige risico’s. Evenals de drukte in ‘het bos’ en de aansluiting van de 139 km route waarbij renners ‘koud’ op de zwaarste strook worden losgelaten.
Uiteraard hebben we de zondag doorgebracht in een – zonovergoten – stadion. Rond het middaguur waren we hier aanwezig en eigenlijk bang dat dit veel te vroeg was en we ons zouden gaan vervelen. Niets bleek minder waar. In de straten rondom het Velodrome staan alle trucks van de ploegen die altijd voor bekijks zorgen. In het stadion is er een groot beeldscherm met live-beeld en rond half drie in de middag is er ook de finish van de wedstrijd voor junioren. Mooi om te zien dat Nederland daarbij de twee hoogste treden van het podium mocht beklimmen. Pascal Eenkhoorn werd tweede en Bram Welten ging er met de overwinning vandoor. Hoe de wedstrijd bij de grote mannen verliep is bekend. Voor eten en drinken rondom het stadion moet je eventjes zoeken, maar de friterie achter de tribune doet goede zaken met de blikjes bier, patat en baguettes. Wanneer we na afloop langs de trucks lopen richting de auto, rijden de renners tussen de menigte door opzoek naar de ploegwagens. Klaar om te gaan douchen en wij klaar om naar huis te gaan. Een topweekend en een onvergetelijke ervaring rijker!