Allereerst: wie is Tim Krabbé ook alweer? Naast familie van en schrijver van Het Gouden Ei en nog talloze andere prachtromans, is hij ook een niet onverdienstelijk wielrenner. En dat hoewel Krabbé, na eerst ook nog op hoog niveau te hebben geschaakt, pas na zijn 30e ècht is gaan fietsen. Talloze koersen reed hij vervolgens bij de veteranen (toen nog 35+). En rijden doet hij nog steeds, met zijn inmiddels 71 jaar. Met name met de ‘Windjammers’, een mooie groep Amsterdamse renners. Over het wielrennen schreef hij in 1978 eerder al de legendarische roman ‘De Renner’ – niet voor niets vertaald in acht talen en wat ons betreft verplichte kost voor elke zichzelf respecterende wielrenner. In 1984 verscheen vervolgens het boek ‘43 Wielerverhalen’. Het nu verschenen ‘De Veertiende Etappe’ is in feite een herdruk van dat boek, aangevuld met een paar extra verhalen geschreven sindsdien en met hier en daar een naschrift anno nu bij de oudere verhalen.
Krabbé is een liefhebber van de sport pur sang. Hij beschrijft zijn eigen ervaringen bij de veteranen, waar hij een goed sprinter blijkt (“In inhoud doe ik niet onder voor de beste sprinters en alle renners met meer inhoud kan ik hebben in de sprint“) en vooral zijn fanatisme hem vrij ver brengt. En zo wordt een wereld van criterium- en premierijden, inclusief massasprints, rondjes om kerken, winst kopen, aflopers, eigen verzonnen verzetten en juryfouten met smaak voor ons opgetekend.
Maar er zijn ook nog heel veel andersoortige wielerverhalen. Over renners, heel bekende en heel onbekende en vaak van weleer. Dat gaat over sportprestaties, maar vooral over de mens achter de renners. En zo passeren allerlei helden en schlemielen, zowel in de koers als in het leven, de revue. Van Coppi, Knetemann en Merckx tot fabrieksarbeiders en vermeende aanranders op de fiets. En van legendarische Touretappes tot een profkoers over een rangeerterrein waarbij de renners met fiets en al onder een trein door moeten kruipen.
En dan zijn er nog de bespiegelingen van Krabbé zelf, naar onze mening de èchte juweeltjes. Over (bijna) ontmoetingen met helden. Over de overeenkomst tussen het wielrennen en een kurkentrekker uit zijn moeder’s la. Over dat wielrennen dus géén fietsen is (“Iets waarmee ik vaak werd geconfronteerd als mensen ‘kom eens langs’ zeiden als ze hoorden dat ik op trainingstochtjes wel eens in de buurt kwam. En afgezien dat bezweet een kopje thee drinken ongemakkelijk en zelfs gevaarlijk is, moest ik steeds opnieuw het idee even verwerken dat mijn fiets een vervoermiddel zou zijn. Dat is hij niet“). Over ‘all time’ verdienstelijkheid in de Tour, inclusief een zelfverzonnen formule voor het berekenen daarvan, met correcties voor verschillen van Tour tot Tour, zoals afstanden en weersomstandigheden.
Het boek is als een mooie waaier, die gaat van anekdote, naar herinnering, naar historisch wapenfeit en weer terug. En dat alles terwijl Coppi over de schouder van Krabbé meekijkt. Dit boek is niet geschreven door een schrijvende wielrenner, maar door een wielrennende (geen fietsende!) schrijver – en dat geeft kwaliteit. Het boek leent zich niet meteen om in één ruk uit te lezen. Maar is perfect geschikt voor af en toe een paar verhaaltjes op een zonnig terras. Na een mooie tocht.
WEGGEEF ACTIE!
We mogen drie exemplaren van ‘De Veertiende Etappe’ weggeven aan onze lezers. Alledrie de boeken zijn ook door de schrijver gesigneerd. Min of meer toevallig vlak na een van zijn traditionele “Tim’s Thursday” ritten door Noord-Holland. En op een terras met mooi weer, zoals te zien op de foto. Laat in een reactie op dit artikel weten waarom je het boek graag zou willen hebben en dan kiezen wij drie winnaars. Morgenavond, vrijdag 12 juni, om 21.00 uur kiezen we de gelukkigen.