I have a dream! Op m’n ‘wieler-bucket-list’ staat de Ötztaler Radmarathon al heel lang bovenaan. Of stond, want afgelopen editie heb ik mogen ervaren wat de ‘droom’ van de Ötztaler Radmarathon inhield.

De 37e editie van de marathon had dit jaar de primeur voor de profs. Twee dagen voordat er 4.331 liefhebbers uit 40 verschillende landen aan hun droom beginnen, was er een UCI 1.1 koers. Hierbij heeft de organisatie als doel om door te groeien naar het World-tour niveau. Qua parcours en organisatie zeker een haalbare kaart, aldus de winnaar Roman Kreuziger. Beelden van de pro-Ötztaler 5.500, en tevens prachtige beelden van het parcours, kan je hier bekijken.

Voorpret
Woensdag voorafgaand aan de marathon begint Sölden langzaamaan vol te stromen met wielrenners. Het dorp, dat eigenlijk een doorlopende weg met wat zijstraatjes is, heeft dan al versieringen en spandoeken hangen. Op de route naar het dorp toe staat aan menig lantaarnpaal een groot bord waarop het evenement wordt aangekondigd. Samen met deze aankondiging ook direct de mededeling dat de weg op vrijdag en zondag is afgesloten op aangegeven tijden. Vanaf vrijdag is de ‘Freizeit-Arena’ geopend voor deelnemers om het startpakket op te halen. Aangekomen bij dit complex is er een wielerbeurs waarbij veel merken zijn vertegenwoordigd met hun producten. Ook heeft Mavic een officiele reparatiebus op deze beurs en het verbaasd me een beetje dat de rij twee dagen voor de marathon nog zo lang is.

Wanneer je naar binnen loopt kom je terecht in de grote sporthal waar eveneens nog een aantal beursstands staan. Een zijkant van de hal is ingericht met meerdere loketten. Vooraf heb je een digitale bevestiging ontvangen met daarop je startnummer. Boven de loketten staat duidelijk vermeld welk startnummer zich waar moet melden. Voor elke deelnemer is er een rugtas met daarin zijn rugnummer, stuurbordnummer, bonnen voor de pastaparty en wat drinken. Daarnaast nog wat reclame samples en een poster. Elke deelnemer krijgt als laatste de mededeling dat je met het startnummer naar de beursstand van ‘Glorify’ kan gaan om een gratis bril op te halen. De Glorify Radical Unbreakable sportbril, die onder meer op de neus van Jan Ullrich te zien is. Volgens de berichtgeving een bril van € 189,-, dan heb je de inschrijving van € 159,- al snel terugverdiend.

Op vrijdag en zaterdag loopt het dorp meer en meer vol met wielrenners. Alles ademt inmiddels wielrennen en het hele dorp is in de ban van de Ötztaler Radmarathon. Het ophalen van de startnummers kan nog tot zaterdagavond 22:00 uur, maar dan ligt deze jongen al op een oor. De start is om 6.45 uur in de ochtend. Dankzij mijn ‘pers-kaart’ mag ik in het derde startvak staan, waarmee ik voor de grote meute uit start. Martijn, vriend en ervaringsdeskundige (hij rijdt dit jaar voor de zesde keer), zal rond 5.45 uur al richting zijn startvak rijden om niet helemaal achteraan te staan. Een beetje ambitieuse renner gaat uiteraard niet achteraan staan en als 4000e deelnemer over de startstreep rollen. Mijn startvak sluit om 6.30 uur, waardoor ik wat later kan instromen. Niet dat ik hierdoor veel extra rust krijgt, want eerlijk gezegd lig ik al vanaf een uurtje of 2 s’nachts naar de wekker te staren om te zorgen dat ik me niet verslaap…..

Here we go!
Rond 6.10 uur stap ik op de fiets en rijd ik richting mijn startvak. Het hele dorp is in touw. Er staan drie mannen te zingen op het dak van het benzinestation, er worden twee luchtballonnen opgelaten. Boven ons cirkelt een helikopter en de speaker zorgt voor een top sfeertje. Achter de bergen komt de zon langzaam op en op het moment dat we bijna starten is het mooi licht en de temperatuur is lekker. Ongeveer 14 graden. Armstukken en een windstopper zijn voldoende als extra kleding. Er wordt afgeteld en exact om 6.45 uur wordt er een kanon afgeschoten. Dorp bewoners die nog niet wakker waren van alle activiteit in het dorp zijn dat nu wel. Iedereen heeft een chip in zijn stuurbord waardoor je tijd pas wordt geregistreerd als je over de start rolt.

De eerste dertig kilometer zijn in dalende lijn, richting het dorp Oetz. Oetz ligt ongeveer 600 meter lager dan Sölden en met een klein beetje meetrappen gaan de eerste dertig kilometer in een sneltreinvaart voorbij. Met een lange stoet gaat het tussen de 50 en 60 kilometer per uur naar de voet van de klim. Daarbij slingeren we parallel aan de bergrivier door verschillende dorpjes, over rotondes en langs flitspalen. Elke verkeersheuvel of gevaarlijke verkeerssituatie wordt aangegeven door een brandweerman met vlag en fluit. Toch is het opletten geblazen, want je ‘rolt’ wel in een stoet van 4331 wielrenners naar beneden. Hoe voorzichtig ik zelf ook ben, er bestaat de kans dat er een renner tussen zit die wel alle risico’s neemt. En zo gebeurt het dat ik na ongeveer vijftien kilometer maar ternauwernood op de fiets blijf als ik van achter wordt aangereden. In een flauwe bocht naar links rijdt de persoon achter mij gewoon rechtdoor. Met wat kunst en vliegwerk blijf ik op de fiets en voor ik zelf besef wat er gebeurd is, wordt de man al door een stuk of vijf andere renners aangesproken op z’n roekeloze rijgedrag. Nog maar iets voorzichter en wat meer afstand is m’n devies. Toch zie ik even later een man die onderuit schuift door onoplettendheid en bij de laatste rotonde in het dorpje Oetz schieten twee renners rechtdoor over de rotonde. Hier lagen overigens al valmatten op de stoeprand, schijnbaar warer ze niet de eersten. Die rotonde in Oetz, is tevens het startsein voor de eerste klim.

Wanneer ik rechts opdraai is dat direct een pittige omschakeling. Van ‘lekker bollen’ naar ‘volle bak klimmen’. Het windvest gaat open en de armstukken kunnen vrij snel naar beneden. Links en rechts komen oude kranten onder de jerseys vandaan. Ook zijn er de nodige renners die kledingstukken weggooien. Langs de kant staat een flinke rij publiek en nu ik rustig in m’n ritme kom bedenk ik me dat dit eigenlijk in elk dorp tot nu zo is geweest. Applaudisserende mensen langs de kant van elk dorp en op de klim. Gaandeweg de klim, als je het dorpje uitrijdt wordt dit wel minder. Het geklap maakt plaats voor gehijg van renners om me heen. Vanwege de grote groep renners is het in het begin nog een beetje zigzaggen en slalommen, maar je beland na een kilometer of twee klimmen vanzelf in een groep met hetzelfde tempo.

De Kuhtai is een klim met wisselende stijgingspercentages, waardoor er renners op vlakkere stukken heel enthousiast aan je voorbij gaan. Twee steilere bochten verder kan je ze vervolgens weer inhalen. Ditzelfde geldt trouwens voor een groot deel renners die in de aanloop naar de klim de nodige risico’s namen. Het grootste deel haal ik gaandeweg de klim wel weer in. Niet dat ik een klimwonder ben, maar als ik een goed ritme kan vinden weet ik dat ik dit langere tijd kan volhouden. Versnellen of tussensprints begin ik dan ook niet aan, de streep ligt pas 190 kilometer verderop. Eenmaal in een mooi groepje en met een lekker tempo kan ik ook een beetje om me heen kijken. Uitgekeken raak ik niet, ik heb een zwak voor bergen. De hoogtemeters rollen gestaag voorbij en ik heb zowaar het idee dat ik vandaag wel eens goeie benen kan hebben. De top van de Kuhtai ligt op 2020 meter. Boven de boomgrens kom je niet, maar het uitzicht is schitterend. En, zoals de naam doet vermoeden, lopen er her en der grazende koeien. Ook midden op de weg en zo kunnen we een paar honderd meter onder de top zowaar een stukje slalommen tussen de koeien, schitterend. Aan de hand van m’n fietscomputer zie ik dat de top nadert. Een bocht naar rechts staat vol met publiek, een DJ draait opzwepende muziek en daar staat het bord ‘Kuhtai 2020m’. Eenmaal bij de bocht blijkt dit niet de top te zijn, deze is een kleine kilometer verderop.

Op de top is het eerste ‘Labestation’ van de dag. Ik rij deze voorbij, ik heb nog voldoende eten en drinken. Gedurende de hele tocht zijn er vijf verzorgingsposten die goed uitgerust zijn. Veel verschillende soorten drinken, van water en sportvoeding tot cola en Red Bull. Fruit, sportvoeding, bouillon, krakelingen en broodjes met kaas. Daarnaast veel vrijwilligers die helpen met het vullen van bidons en de stroom renners in goede banen leidt. Vanaf de verzorgingspost is er een ‘afvalstrook’ van een kilometer waar je afval mag weggooien. Na een kilometer staat er een groot geel bord en een laatste container die het einde van deze afvalstrook aangeeft.

105 km/h
Na de verzorgingspost begint de eerste echte afdaling van de dag. Windvest dicht, armstukken omhoog en vingers aan de remmen. Al na tweehonderd meter hangt er een groot spandoek met de tekst ‘SLOW’ tegen de bergwand. Nu ken ik deze afdaling niet, dus ik ben gewaarschuwd. Er ligt een strakke nieuwe asfalt laag en de snelheid loopt snel op. Vrij snel snap ik de strekking van het spandoek, want met een gangetje van ruim boven de 70 km/h schiet ik een tunnel in. Dat is prima te doen overigens want het is een galerij tunnel, die daardoor niet donker is. Het ding is, dat er voor de tunnel een wildrooster ligt om koeien uit de tunnels te houden. Een ijzeren raamwerk waar je dus met volle vaart ineens overheen schiet. Bij de uitgang van de tunnel ligt er wederom een wildrooster. Deze wildroosters worden ook duidelijk aangegeven met verkeersborden. Het vervolg van de afdaling loopt erg mooi en bestaat enkel uit flauwe bochten. Het tweede gedeelte heeft geen tunnels meer en op een lange overzichtelijke strook kan je de fiets laten lopen. Geen verkeer op de weg, de renners op een lang en ruim lint en zo klein mogelijk maken. Met de neus op het stuur zie ik de 100 km/h op m’n kilometerteller staan. Niet te lang naar kijken, maar focus op de weg. Na afloop blijkt dat de topsnelheid in deze afdaling op 105 km/h lang, wat een kick!

Met de vlam in de pijp?
Martijn had me vooraf de tip meegegeven om in een groep de Brennerpas over te gaan. Dit moet dan uiteraard wel zo uitkomen, want na de snelle afdaling van de Kuhtai is de groep aardig uit elkaar gevallen. Na de afdaling kom je op een tussenstuk van ongeveer 15 kilometer. Weinig beschutting en een grote weg maken dat alleen fietsen niet prettig is. Toch kom ik alleen te zitten en ik besluit te wachten tot een achteropkomende renner. Samen kop over kop om het tempo strak te houden en bij de groep voor ons aan te sluiten. Dit lukt, maar kost toch wel de nodige energie. In de afdaling van de Kuhtai heb ik een reepje gegeten en na het aansluiten bij de groep werk ik een gelletje weg. De Brennerpas is een glooiende klim van ruim 37 kilometer. In het begin een kort steil stuk, en de laatste vijf kilometer die serieus oplopen. Daartussen zijn het voornamelijk percentages van rond de 4%.

Al vrij snel begrijp ik waarom Martijn aangaf om in een groep te gaan zitten. Laat ik nou net een groep hebben waar een tweetal knechten het kopwerk op zich nemen. Relaxed natuurlijk, want je zit uit de wind. Minder relaxed is het feit dat ze de snelheid zo rond de 40 km/h houden. Ik heb ongeveer een kilometer of 7/8 in de groep gezeten waarbij ik enkel de derailleur van m’n voorganger in de gaten hield. Kijkend naar de derailleur schiet Henk Wijngaard door m’n hoofd. Waarom nu? Waarom überhaupt… Die vlam in de pijp wordt me iets te gortig en ik laat mijn tempo wat zakken. De groep is een lang lint en het duurt wel een poosje voordat ik de achterkant van de groep heb bereikt. De een kijkt nog beroerder dan de ander en met mij lossen er nog een aantal renners. Een stuk rustiger, maar ook meer relaxed, rijd ik m’n eigen tempo. Renners die met mij moesten lossen uit de groep kunnen overigens mijn tempo niet volgen, dus wellicht hebben zij iets te lang geprobeerd aan te haken.

De Brennerpas is een klim met weinig (bijna geen) bochten en als ik alleen rijd merk ik de tegenwind. Het wordt er niet echt beter op en met nog altijd die irritante Henk Wijngaard in m’n kop vraag ik me af wat ik hier doe. Een kruispunt, afgezet door een politie agent, een groep enthousiast publiek en drie mannen in wieleroutfit. Schijnbaar heeft mijn lichaamstaal me verraden, want binnen een minuut wordt ik voorbij gereden door de drie mannen van ‘Radverein Tirol’. Drie mannen, op respectabele leeftijd, die een treintje vormen en voor me gaan fietsen. Kop over kop en ik hoef niet over te nemen, prachtig. Om beurten komen ze even naast me fietsen voor een kort praatje, en vlak voordat het laatste steilere gedeelte van de Brennerpas begint krijg ik een laatste schouderklop en aanmoediging en zwaaien ze af. Inmiddels was er een achteropkomende groep aangehaakt en met deze groep ga ik de laatste kilometers van de Brennerpas in.

In het wiel van de mannen heb ik overigens weer wat kunnen genieten op de Brennerpas. Mooie dorpjes waar wederom veel publiek op de been was. Naast het applaudisserende publiek was de bakker zijn stoepje stoïcijns aan het schoonvegen alsof er niks aan de hand was, mooi om te zien. En gelukkig had ik hier weer oog voor. Het laatste stuk van de Brennerpas, is afzien. Geen bochten, de weg wordt steiler en de wind was goed aanwezig. Parallel langs de Autostrada passeer je de Italiaanse grens en arriveer je bij de verzorgingspost.

Momentje…
Op zaterdag had ik een rugtasje ingeleverd bij de organisatie. Een oranje, de kleur van de Brennerpas. De organisatie heeft een tassen service op de eerste drie verzorgingsposten. Mijn tactische besluit was om dit halverwege de tocht, op de Brennerpas te doen. Extra eten, een droog ondershirt en nog wat reservemateriaal (just in case) had ik er in gestopt. Na de slopende klim van de Brennerpas heb ik met mezelf overlegd om hier maar even een momentje te pakken. Ik zie renners rennen naar de watertank, duwen om de fiets vooraan te parkeren en graaien naar voedsel. Daar heb ik dus geen zin in. In alle rust vul ik de bidons, laat ik mijn armstukken achter bij de tassen service en steek ik extra repen en gels in m’n jersey. Na een kwartiertje pak ik de fiets en op het moment dat ik wil opstappen zie ik Martijn voor het eerst. Hij is wat later over de startstreep gebold en hier treffen we elkaar voor het eerst. Hij pakt ook wat rust en ondertussen laat ik me naar beneden rollen. Een mooie brede weg, met een enkele ruime haarspeldbocht. In een groep rijd ik naar beneden, richting Sterzing. In de dorpjes merk je pas echt dat je in Italie bent. Andere verkeersborden en ook de omgeving oogt naar mijn idee wat vrolijker. Ook in deze afdaling eet ik wat en vol goede moed begint vanaf Sterzing de Jaufenpas. Een kleine zestien kilometer lang, met een geleidelijke stijging van ongeveer 7%.

Beginnersfout?
Net als bij de eerste beklimming van de dag, de Kuhtai, zijn er in het begin wat overmoedige renners die je vrij snel weer voorbij gaat. Windvest open, terugschakelen naar het binnenblad en tempo zoeken. De eerste paar kilometer gaan redelijk, maar dan voel ik me steeds beroerder worden. De hartslag zakt en ik wordt door alles en iedereen voorbij gereden. Ik ga aan de kant van de weg rijden, om andere niet tot last te zijn. Nee toch, niet vandaag? Ik voel letterlijk de kracht uit m’n benen vloeien en het tempo zakt naar 8 km/h. Het gaat me toch niet gebeuren dat uitgerekend vandaag…… Hey Coen! Martijn komt me achterop en heeft vrij snel door dat dit niet helemaal goed gaat.

Overigens had ik al verwacht dat Martijn me eerder in zou lopen, maar niet op deze manier. Ik geef ‘m aan dat hij niet hoeft te wachten, ik ben te beroerd om nog kracht te zetten. Martijn vraagt me wat ik heb gegeten en als ik dit benoem hoeft ie nog net niet te lachen. Veel te weinig man! Geheel tegen m’n zin en ondanks het beroerde gevoel werk ik, al krabbelend bergop, een reep weg. Het beroerde gevoel zakt langzaam weg en binnen no-time werk ik nog anderhalf reep weg. Martijn, redder in nood! M’n hartslag stijgt weer en ik kom er weer bovenop. Samen met Martijn rijd ik het tweede deel van de Jaufenpas omhoog.

Onderweg kunnen we rustig een gesprek voeren terwijl we een prima tempo onderhouden. Ik kan weer genieten van de omgeving en eenmaal boven de boomgrens heb je een schitterend uitzicht op het bergmassief. Op anderhalf kilometer onder de top komen we bij de verzorgingspost. Hier stoppen we even en ik drink drie koppen bouillon met pasta. Bidons bijgevuld en nog een banaan om onze weg te vervolgen naar de top van de Jaufenpas. Bovenop de Jaufenpas even het windvest dicht, bril op en gaan. Martijn waarschuwt me voor de afdaling, er zitten een paar verraderlijke bochten in. De afdaling heeft elf haarspeldbochten waar je met hoge snelheid om afkomt. Maar wat een schitterende afdaling is dit. Omdat de weg is afgesloten voor verkeer kan je de volle breedte van de weg benutten. Van buiten naar binnen insturen en wijd de bocht weer uitkomen. Het geeft gewoon een swingend gevoel om de bochten afwisselend linksom en rechtsom te nemen. Maar inderdaad zitten er een aantal ‘doordraaiende’ haarspeldbochten in waar je je flink op kunt verkijken. Daarnaast is het wegdek bij lange na niet zo mooi als de omgeving en is het wel oppassen dat je niet met je wiel in een van de vele groeven komt. We dalen af richting het Pitztal, naar St. Leonhard, op 750 meter hoogte. Inmiddels zijn we 6,5 uur verder en is de temperatuur gestegen naar 27 graden in het dal.

Passo Rombo
Bij de rotonde rechtsaf en daar gaan we weer. Windvest uit, terugschakelen naar het binnenblad en handjes op het stuur. De Passo Rombo, of Timmelsjoch, laat zich direct gelden. Langs de bergwand klimmen we direct 8%. Tot en met de verzorgingspost in Schönau blijft dit zo, aldus Martijn. Tot die tijd nog een paar fijne uitschieters naar 12% die je voor de wielen krijgt. We zitten op op ongeveer 175 kilometer en de top van de laatste berg ligt pas 29 kilometer verderop. Niet direct een gedachte waar ik op dat moment heel enthousiast van wordt. Klimmen is leuk, de bergen zijn prachtig, maar hoe ga ik hier boven geraken? Anyway, here we go!

In een regelmatig tempo rolt het asfalt onder de wielen door en kunnen we dit tempo goed vasthouden. We rijden toch nog redelijk wat renners voorbij. Om de paar minuten even opschakelen en staan, daarna terugschakelen en weer zitten. Handen op de shifters, handen bovenop, toch weer op de shifters. Ik weet af en toe niet meer hoe ik nu fijn op de fiets kan zitten. Een pijnlijke onderrug, nek en ook de schouders beginnen wat tegen te sputteren. Om over de benen maar te zwijgen. Als de verzorgingspost van Schönau in zicht komt, vlakt de weg wat af. Bij de verzorgingspost de laatste keer de bidons vullen en flink wat eten. Ik heb het helemaal gehad met alle sportvoeding en gels, dat ik de nodige gezouten broodjes en krakelingen wegwerk. De volgende twee kilometer na het verzorgingsstation zijn met ongeveer 2,5% goed te doen. Even wat minder spanning op de benen en je mentaal voorbereiden op de laatste tien kilometer van deze brute klim. Martijn en ik zijn qua tempo goed aan elkaar gewaagd dus ook het laatste deel zullen we samen rijden. Een goed gesprek zit er echter niet meer in. Met nog ongeveer zeven kilometer te gaan komen we boven de boomgrens en heb je een schitterend uitzicht op het dal. Qua uitzicht verreweg het mooist dat ik vandaag heb gezien. We rijden langs de bergwand en na een ruime terugdraaiende bocht doemt de uiteindelijke top op. Na de verzorgingspost ging het eigenlijk best voortvarend, maar dit schitterende uitzicht kan ik nu even niet van genieten. Je kijkt rechts omhoog en ziet een stuk of acht haarspeldbochten. Dat is wel heel veel hoogteverschil in de laatste kilometers.

Tot de tunnel, hoor ik Martijn zeggen. Als we daar zijn, heb je het gehad. Nu hebben we op vrijdag op deze klim gestaan, bij de profs. We stonden in een van de haarspeldbochten en hadden een schitterend zicht op de renners die hun weg vanuit het dal omhoog klommen. Maar van onderaf gezien is dit wel even andere koek. Hijgend, puffend en steunend. Staand, zittend, staand en trappen. De haarspeldbochten bestaan eigenlijk uit twee series. Nadat ik de eerste serie heb gehad, en nog wat eten heb meegepakt bij de laatste verzorgingspost, blijft de weg heel lang recht door gaan langs de bergwand. Je krijgt het gevoel dat je de berg rond gaat terwijl je weet dat de tweede serie haarspeldbochten toch echt aan de andere kant liggen. Gelukkig, een terugdraaiende bocht, waardoor we richting de tweede serie haarspeldbochten gaan.

De laatste haarspeldbocht voor de tunnel, dat was de bocht waar we vrijdag stonden. Ik herken de bocht van een grote afstand door de wielershirts die hier hangen. Bocht door en nog een strook richting de tunnel. Koud! Wanneer ik de tunnel uitdraai  is het nog twee kilometer tot de top. Deze stijgt met ongeveer 5% en dat voelt als een verademing na de afgelopen kilometers die gemiddeld 9% waren. Vanaf de tunnel staan er weer enthousiaste mensen langs de kant te klappen en juichen. Een speelgoed radio die ‘we are the champions’ op repeat heeft en dan de Red Bull boog op de top! Om mij heen hoor ik een aantal renners juichend de top passeren. Met het passeren van de top, passeren we tevens de grens en bevinden we ons weer in Oostenrijk.

Mautstelle
Theoretisch gezien rest ons nu alleen nog de afdaling van de Timmelsjoch tot we weer in Sölden zijn. Waar het niet, dat deze afdaling ruw wordt onderbroken door een klim naar de ‘mautstelle’. De Tolpoort van de Timmelsjoch waar gemotoriseerd verkeer een ticket moet kopen om te passeren. De eerste vijf kilometer zijn een mooie overzichtelijke afdaling. Aan de kant grazen koeien en geiten, maar deze staan gelukkig op ruime afstand van de weg. Na een viertal haarspeldbochten loopt de weg lang rechtdoor en zie je in de verte de beklimming naar de tolpoort. Net als bij de Kuhtai kan je hier de remmen loslaten en je naar beneden storten. Ik voel wat druppels en de wind staat in het nadeel. Toch proberen zoveel mogelijk vaart te maken om deze snelheid mee te nemen in het begin van de klim. Met ongeveer 85 km/h rijd ik richting de oplopende strook. Het duurt niet heel lang tot de snelheid er volledig uit is. We klimmen weer 7% en dan is het nog ongeveer anderhalf kilometer tot de tolpoort. Wat een beroerde overgang en de benen laten dit merken ook. De regen zet gelukkig niet door, maar de temperatuur is wel wat gezakt. Een lange flauwe bocht naar links, waar een mega groot spandoek hangt  met de tekst: I have a dream. Momenteel komt nachtmerrie eerst….

Na de bocht heb je de tolpoort in zicht en dan weet je dat de laatste steile strook erop zit. Pas bij de tolpoort betrap ik mezelf op een licht euforisch gevoel. Vanaf de tolpoort gaan we door voor de laatste achttien kilometer. De wind is stevig en met het stuur stevig in handen dalen we richting Sölden. Bij Zwieselstein is er nog een licht knikje vals plat die de spieren nog even flink treitert, maar daarna rijden we in volle vaart Sölden binnen. Het hele dorp staat vol met publiek en er wordt luid geapplaudisseerd. Aan het eind van het dorp rechtsaf de brug over en daar ligt de meet! Yes, made it! Alle pijntjes van onderweg zijn plots verdwenen en een gevoel van trots en euforie overheerst. Wat was het zwaar, maar wat was het mooi!

Het aankomstplein is een drukte van jewelste. Terrassen zitten vol, publiek staat rijen dik en de speaker onthaalt alle renners met luid enthousiasme. Het grote scherm toont constant beelden van binnenkomende renners. Onder het grote scherm is een laatste verzorgingspost waar we letterlijk en figuurlijk even bijtanken. Na de nodige versnaperingen pakken we de fiets en lopen we via de zijkant het plein af. Het inleveren van startnummer en ophalen van het ‘ finisher-pakket’ komt morgen wel. Na een lange douche sluiten we de dag af met klinkende glazen en een lekker diner. Zittend aan het diner, zien we vanuit het restaurant de laatste renner binnenkomen. Onder begeleiding van een stuk of tien auto’s met sirenes en zwaailichten komt hij net voor de invallende duisternis binnen. Net geen vijftien uur is deze strijder onderweg geweest.
Daags na de marathon kunnen alle renners die de marathon hebben volbracht, tegen inlevering van de chip, het welverdiende finisher-shirt ophalen. Ook ligt er voor iedereen een magazine klaar, waarin alle tijden en uitslagen zijn vermeld. Na het ophalen van het shirt kan je ook je tasje, van de tassen service, weer ophalen.

Conclusie
Wat een evenement! Ik kan niet anders zeggen en ik kan hem ook iedereen aanraden. De organisatie staat als een huis. Zoals eerder al werd aangegeven is € 159,- voor de inschrijving, van een event van een dag, veel. Als ik dit afspiegel tegen de organisatie van dit event zou ik het volgend jaar zo weer betalen. Gedurende vier dagen lang is de ‘Freizeit-arena’ open om je spullen op te halen. Zowel vooraf, als na afloop. Daarnaast is er een erg uitgebreid startpakket, zeker met de Glorify Unbreakable bril. Wegen zijn autovrij en brandweer en motards zorgen voor de veiligheid van de renners. Heel Sölden is in de ban van de Ötztaler marathon. De hoeveelheid renners is in het begin, in de dalende lijn, wel iets waar je verdacht op moet zijn. Voordeel van de hoeveelheid renners is dat de kans heel klein is dat je alleen komt te fietsen. Op elke beklimming heb je renners om je heen. Renners die net als jij aan het afzien zijn.

Eten en drinken onderweg zijn goed geregeld en is ruim voldoende aanwezig. Op de laatste verzorgingsposten is er zelfs mogelijkheid tot gratis massage, mochten je benen echt niet meer willen. De tassen service is strak georganiseerd en voorkomt dat je al het eten en drinken al bij de start bij je moet hebben Tuurlijk heb ik momenten gehad onderweg, dat de lol ver te zoeken was. Maar dat ligt niet aan de organisatie. Als beloning ligt er voor de renners een Sportful finisher shirt. Een uniek shirt, dat elk jaar een ander ontwerp heeft. Deze shirts gaan niet in de verkoop en zijn enkel voor renners die hem ook echt verdiend hebben.

De gehele marathon heb ik uiteindelijk volbracht in een netto tijd van 08.56.34 over 227,6 km en 5.193 hm aldus de Strava-file.

Foto’s van Coen en Sportograf