Eindelijk, het is tijd voor Monument nummer 3: Paris- Roubaix. De legende, de moeder der monumenten, de hel. Dit jaar kijken we er met extra veel plezier (of is het angst dat we voelen, vermomd als respect) vooruit naar deze race aangezien we daags ervoor zelf 163 kilometer lang (incl. 50 km kasseien) gaan overleven in het Noorden van Frankrijk tijdens de Paris Roubaix Challenge. Wellicht dat we na dit weekend kunnen zeggen dat onze gemiddelde snelheid ons een plek in de top tien van de eerste editie had opgeleverd…
Trainingsritje
Terug naar 19 april 1896, het jaar dat voor het eerst deze monstertocht wordt verreden. 280 Kilometer moet er afgelegd worden en ook toen al werd er gefinisht in het velodrome in Roubaix. Dit was geen toeval, maar juist opzet. Twee eigenaren/investeerders van de nieuwe wielerbaan wilde deze promoten en stelde de organisatoren van Paris – Bordeaux voor, de wedstrijd naar Roubaix als ’training’ te organiseren. Deze monsterwedstrijd van meer dan 500 kilometer was 5 jaar daarvoor voor het eerst verreden en behoorlijk populair. Dus klopte Théo Vienne en Maurice Perez bij de organisatie aan en kreeg Paris – Roubaix haar legendarische finishplek. Die eerste race werd met een gemiddelde van boven de 30 km/uur afgelegd en de winnaar was Josef Fischer en de race werd voor het grootste gedeelte achter een motor verreden zoals normaal was in die tijd. Fischer mocht 1000 francs mee naar huis nemen, maar nog geen 12 kilo zware kassei zoals Niki Terpstra in 2014.
Beroemde bijnamen
In de tijd tot aan de eerste wereldoorlog golden de kasseien namelijk niet als het zware gedeelte van de wedstrijd, maar eerder als de makkelijkere stukken, de rest van het parcours waren paden, gravelstroken of karrepaden. Kasseien waren toen bijna wat asfalt nu is. Onvoorstelbaar toch. Vrijwel alle edities in die tijd werden door Franse renners gewonnen. De klasbak van die tijd heet Octave Lapize, een dove renner die drie keer op rij (1909, 1910 en 1911) de wedstrijd wist te winnen en ook nog de Tour de France won in 1910. De periode tot aan de tweede wereldoorlog werd gedomineerd door Belgen zoals Gaston Rebry, hij was ook één van de eerste die de dubbel wist te winnen door in 1934 Roubaix en de Ronde van Vlaanderen te winnen. Hij is ook de eerste Monsieur Roubaix en luisterde ook naar veelzeggende wielerbijnamen als: de Tempobeul en de Locomotief. In deze tijd kreeg ook de wedstrijd haar veelzeggende bijnaam: De Hel van het Noorden. Toen niet doelend op de bekende kasseienstroken, maar op het landschap zoals dat er bij lag na de verschrikkingen van de eerste wereldoorlog. Niets of niemand stond er nog overeind in het Noorden van Frankrijk, de frontlinie volgde min of meer de route van het parcours.
In de jaren na de oorlog winnen een aantal grote mannen de verschrikkelijk zware klassieker. Coppi, van Looy en Bobet zijn namen die de uitslagen sieren. En dan is er de beruchte editie van 1949, met niet één maar twee winnaars. Zowel Serse Coppi (inderdaad broer van) en de Fransman André Mahé staan als winnaar te boek. Stel je even voor hoe in die tijd na meer dan 200 kilometer koersen een kopgroep bij het velodrome aankomt en eigenlijk de verkeerde kant op worden gestuurd door een suppoost. Ze verdwalen bijna onder de schuine, betonnen bochten van de bekende baan en vinden uiteindelijk de weg naar de piste. Helaas kwamen ze van de verkeerde kant aan bij de finish, maar toch besloot men na beraad dat er twee winnaars waren.
De reus van Roubaix
Een andere reus van Roubaix is natuurlijk Roger de Vlaeminck. Hij wist als eerste maar liefst vier keer te winnen. Alleen Tom Boonen is dat ook gelukt. Helaas zal hij dit jaar geen kans zien als eerste ooit vijf keer als eerste in Roubaix aan te komen. En hoewel de meeste mensen de Vlaeminck associëren met zijn duels met Eddy Merkcx, was het Francesco Moser waarmee Monsieur Roubaix meestal mee overhoop lag in ‘zijn’ wedstrijd. Moser won ‘m uiteindelijk ook drie keer (één keer met de Vlaeminck als ploegmaat die niets mocht doen in het peloton terwijl Moser wegfietste), maar de Vlaeminck had ‘m eigenlijk nog wel één of twee keer kunnen winnen. Zeker in het jaar dat Hinault (die de hele wedstrijd niets vond) ‘m won.
Komende zondag zullen wij hopelijk moe maar voldaan de actie volgen vanuit het velodrome. Duizenden zullen de bekende kasseistroken (die tegenwoordig als erfgoed worden gezien en dus ook zo behandeld worden) van Arenberg en de Carrefour d’Arbre bevolken. Rook zal opstijgen, bier zal vloeien en zij die het hardst kunnen en durven te gaan, zullen hier het verschil maken. Zoals het er naar uitziet zal dit jaar een stoffige editie zijn, mooi voor het beeld, en misschien ook nog beter voor de wedstrijd omdat het wat minder een loterij wordt, en wat meer een voorbeeld van stuurmankunst, evenwicht, kracht en natuurlijk doorzettingsvermogen. Want elke winnaar heeft dat minimaal nodig, meer grinta dan een kassei. Vorig jaar troefde Niki Terpstra iedereen af en was hij de eerste Nederlandse winnaar sinds een bijna onherkenbare Servais Knaven in 2001. Kanshebbers dit jaar? Uiteraard Wiggins die nog één keer aan de wielerwereld kan en wil laten zien wat voor renner hij eigenlijk is en het beeld van een dalende Wiggo in de Giro wil verbannen uit ons collectieve geheugen. Maar vergeet zijn ploegmaat Geraint Thomas niet, en vlak Greg van Avermaet en natuurlijk Kristoff, Terpstra en Sagan en Stybar niet uit. Wie er ook wint, wij zullen er bij zijn!
Kijken kan komende zondag 12 april natuurlijk weer via Sporza.be en nos.nl, voorpret is te vinden op ons youtubekanaal.
Foto via Paris- Roubaix