Het (west) Vlaamse klassieker geweld is, althans volgens de UCI World Tour kalender, helaas weer voorbij.

Tijd dus voor de meer Franstalige monumenten, met komend weekend: Parijs – Roubaix. Waar de Vlaamse klassiekers het moeten hebben van korte, maar steile en discutabele klimmetjes (Eddy Merckx himself wil de Paterberg uit de Ronde van Vlaanderen hebben), daar is het zondag de dag van de kasseien. Al sinds 1896 fietst het peloton zo rond pasen van Parijs (tegenwoordig start men zo’n 60 kilometer verderop in Compiègne) naar Roubaix over de onvergelijkbare pavé. Dit jaar liggen er 27 stroken klaar voor de renners.

De koers wordt door veel profs verafschuwd. Hinault reed ‘m maar twee keer, Theo de Rooij vond het verschrikkelijk en prachtig tegelijk in de modder-editie van 1985. De race is dan ook niet te vergelijken met Vlaanderens mooiste. De kasseien lijken soms wel uitgestrooid in plaats van aangelegd, dat is het grote verschil met de Belgische stroken. En met 52,6 kilometer pavé lijkt er soms ook geen eind aan te komen. HollandSport liet al eens mooi zien hoe coureur en fiets door elkaar worden geschud. Hoge carbon velgen zul je dan ook weinig zien in deze race, de meeste renners zetten speciaal voor Roubaix bijzonder materiaal in. Door de jaren heen is geen middel onbeproefd gebleven: speciale frames, ingenieuze veersystemen, bredere banden (30mm is de norm tegenwoordig), sterkere velgen, dubbele stuurlinten, v-brakes, schijfremmen, cyclocross fietsen, you name it. Voor de team-monteurs is Roubaix dan ook een bijzondere race waarbij de hele trukendoos open gaat en zij hun kunsten kunnen tonen.

En alsof de kasseien nog niet voor genoeg historisch correcte beelden zorgen, dan doet de finish in het velodrome van Roubaix dat wel. De baan ademt de sfeer van tientallen voorgaande edities. Als renner hoop je er natuurlijk alleen aan te komen en er een ereronde te rijden, want om na meer dan 200 kilometer koersen over de meest verschrikkelijke wegen ook nog eens te moeten sprinten op een wielerbaan… ach, misschien is Parijs – Roubaix echt wel onmenselijk. Er is in ieder geval ooit een prachtdocumentaire over gemaakt met de veelzeggende titel: A Sunday in Hell. Er zijn ook maar weinig douches die zo bekend zijn als die in het velodrome. Met vergulde plaatjes van vorige winnaars komt deze groezelige plek misschien wel het meest dichtbij een bedevaartoord voor echte wielerfans.

Terwijl ik deze preview tik voorspelt men voor zondag regen. Je gunt het de renners niet, maar het verhoogt zeker de spektakelwaarde. Sean Kelly vond een droge wedstrijd maar niets, maar ja, die kwam uit Ierland. Wat het weer ook wordt, het zal wederom een wedstrijd voor de ‘grote’ mannen worden. Mannen die kunnen beuken terwijl ze hotsend en botsend heen en weer worden gesmeten, mannen die door modder en stof geen meter langzamer fietsen, want wie wint in Roubaix is een man, dat is duidelijk.

Het verleden
Deze koers kent teveel verhalen om aandacht aan te besteden, maar een aantal springen eruit: in 1907 haalde een gendarme het in zijn hoofd om de koploper George Passerieu net voor het velodrome te stoppen en te checken of het juiste ‘belastingplaatje’ wel op zijn fiets zat. In 1949 was er ook al verwarring buiten de wielerbaan. Dat leidde ertoe dat André Mahé en Serse Coppi (inderdaad, de broer van Fausto) beiden als winnaar werden uitgeroepen. Mahé kwam namelijk via de verkeerde kant het velodrome binnen. En dan de recente editie van 2006. De drie koplopers (Hoste, van Petegem en Gusev) rijden door een gesloten spoorwegovergang op 10 kilometer van de meet. Niemand zegt iets, maar na de finish worden ze alledrie gediskwalificeerd en wint Cancellara.

Na zijn indrukwekkende zege in de Ronde is Cancellara weer de man om in de gaten te houden. Maar goed behalve beresterk zijn moet je ook geluk hebben. Je moet niet vallen, je fiets moet heel blijven en dat zijn zaken die normaal gesproken al mis kunnen gaan, laat staan in Roubaix. Boonen is er helaas niet bij, Sagan zit vast weer te loeren in het wiel van Fabian, dus wie weet een mooi moment voor ‘outsiders’ zoals Boom, Hushovd, Pozzato, Boasson Hagen… of misschien de jonge Hinault. Het zal hoe dan ook weer een bewogen koers worden over de kasseien die na de wedstrijd weer èn masse meegenomen worden als souvenirs. Mocht je de legendarische stenen ooit zelf willen proeven dan kan dat natuurlijk ook. Meer info vindt je hier. Veel plezier komende zondag!