“It’s the future of cycling” roept een racefietser op de top van de Passo Pordoi. Hij wijst naar mijn fiets en is opvallend vrolijk, voor iemand die net werd ingehaald door een groep fietsers die het bergop een stuk makkelijker hadden. Dat komt niet door zijn vorm, want hij ziet er scherp uit. Toch maakte hij geen schijn van kans. Dat komt door de fiets waar we op reden.
Ik was bezig met een testrit door de Dolomieten op de nieuwe Cannondale Synapse Neo. En het stukje toekomst waar de fietser het over had, was de elektrische motor. De uitspraak dat de elektromotor de toekomst van het fietsen zou zijn, zullen heel wat wielrenners tegenspreken. Het is voer voor duizenden discussies. Maar als je heel even de discussie uit je hoofd zet en het eens probeert, kan ik je zeggen dat zo’n elektrische racefiets in ieder geval wel een hele hoop fun is.
Technische blik
Bij een elektrische racefiets draait het natuurlijk om de motor. Cannondale heeft gekozen voor een Bosch Active Line Plus van de derde generatie. Deze motor heeft een lage weerstand en is daardoor efficiënter en stiller. De motor wordt gevoed door een 500Wh accu die in de onderbuis is verwerkt. De accu kan uit de fiets worden gehaald om binnen op te laden, maar is ook direct in de fiets op te laden. De rubber plug over het slot van de accu moet de troep buiten houden, maar je kunt de sleutel er nog altijd makkelijk insteken. De accu zou in het uiterste geval een bereik geven van maximaal 230 kilometer. Maar de accuduur is erg afhankelijk van de omstandigheden en de stand waar in je fietst.
De kracht van de motor is afgestemd op de trapfrequentie. Volgens Cannondale fiets je tussen de 60 en 80 omwentelingen per minuut het efficiëntst en hoeft de motor minder kracht te leveren. Zit je buiten die range, dan betekent het dat je meer moeite hebt en dan geeft de motor meer kracht. Deze Actual Cadence Response (A.C.R.) loopt geleidelijk tussen de 40 en 100% van het vermogen. Het variëren van kracht moet zorgen voor een besparing van de accu en tegelijkertijd ook een besparing van je eigen energie.
Racefietsgevoel
De ruimte die de motor inneemt heeft invloed op de wielbasis. Om de wielbasis kort te houden en het racefietsgevoel te behouden past Cannondale Asymetric integration (Ai) toe, waarbij de aandrijflijn en de achtervork 6mm naar rechts worden verplaatst. Ook voor het racefietsgevoel hebben ze twee bladen gemonteerd, veel elektrische fietsen moeten het doen met één. Cannondale heeft als basis de geometrie van de ‘gewone’ Synapse gekozen. Deze Synapse is een endurance racer, maar met een echt racegevoel, zoals ik eerder dit jaar testte. Net als de Synapse beschikt de Neo over SAVE, de techniek van Cannondale voor het wegfilteren van oneffenheden op de weg met bredere banden, een speciaal gevormde achtervork en de SAVE zadelpen.
De ruimte van de achtervork geeft de avonturiers de kans om ook van het asfalt af te gaan. Zo passen er 35mm banden in, maar als je (nog) avontuurlijk bent, dan is er ook nog een SE versie met 650b wielen en banden tot en met 47mm. In de lijn van dit uitgebreide bereik heeft de fiets ook oogjes voor spatborden en een bagagedrager. Met de Synapse Neo wil Cannondale niet zozeer de wielrenners overhalen. Maar eerder een groep mensen die twijfelen of ze het racefietsen aankunnen. De elektrische motor en de uitgebreide mogelijkheden moeten deze groep voldoende overtuiging geven om de stap te wagen.
Eerste indruk
Zoals ik al eerder schreef testte ik de fiets in de Dolomieten. Om preciezer te zijn testte ik de Synapse Neo 1, het topmodel met Shimano Dura Ace afmontage, bij het rijden van de Sella Ronda. Met 65 kilometer niet lang, maar met bijna 1700 hoogtemeters is er genoeg klimwerk. Normaal gezien een pittig ritje. Maar vandaag?
Direct van uit de start begint het te klimmen. Met de motor in de Tour stand gaat het bergop fietsen gelijk lekker. De overgang van vlak naar klimmen gaat soepel, omdat de motor het opvangt. Na een tijdje merk je toch wel dat je moet werken, maar in plaatsen van een hoge intensiteit is het relaxt fietsen. Je kunt blijven praten. Als je de motor even uitzet, of terug gaat vanuit een hogere stand, krijg je een behoorlijke klap. Het is dan een stuk steiler dan je denkt. De motor helpt dus echt.
In de Tour en Sport stand van de Bosch motor voelt het bergopfietsen natuurlijk. Het gaat makkelijk, maar je werkt nog altijd wel zelf. Dat de motor weinig tot geen geluid geeft, helpt ook met het gevoel dat je het zelf doet. In de Turbo stand is het een ander verhaal. Dan gaat het eigenlijk vanzelf. Laat je de benen lichtjes ronddraaien dan rijd je nog steeds 15km/h per uur bergop. Fiets je normaal dan haal je zo de 20km/h bergop. En fiets je in een hoog traptempo dan haal je de 25km/h. Dat voelt wat vreemd en onracefietsachtig: normaal ga je staan en schakel je zwaarder om te versnellen. Nu moet je blijven zitten en lichter schakelen. Dat het zo makkelijk gaat, ontneemt je het gevoel dat je zelf een prestatie levert. Iets wat in de Tour en Sport stand meer overeind blijft.
Veel vertrouwen
Het dalen met de fiets gaat ook lekker. De endurance zitpositie zit comfortabel en door de iets langere wielbasis voelt de fiets stabiel aan. En doordat de motor onderop zit, ligt het zwaartepunt lekker laag. Je moet iets meer werken in de scherpe bochten, maar de stabiliteit geeft veel vertrouwen. De 32mm banden vangen de klappen goed op in combinatie met de SAVE zadelpen.
Het aluminium frame voelt wel minder levendig en comfortabel aan dat de carbon Synapse, die ik eerder dit jaar testte. Dat is ook niet heel verwonderlijk omdat naast het andere materiaal dat gebruikt is er ook een accu en motor in verwerkt zit. De schijfremmen hebben voldoende kracht om het extra gewicht van de motor en accu op te vangen in de afdaling.
Accuduur heb je deels zelf in de hand
De accuduur is erg afhankelijk van de stand waar je in fietst. In de Turbo-stand ging het snel. De laatste tien klimkilometers van de dag kostte in de turbostand de helft van de accu. Ik fietste die kilometers wel buiten de efficiënte trapfrequenties. In de Tour en Sport modus, met een goede trapfrequentie is de accuduur een stuk langer. De eerste 45 kilometer, waarvan de helft klimkilometers, kostte dan maar 50%. Als je dat verder doorrekent, kun je toch een bergrit maken van zo’n 90 kilometer.
Modellen en uitvoeringen
De Synapse Neo lijn zal bestaan uit vier modellen. Drie racefietsversies en één gravelracer, de Neo SE. Allemaal hebben ze dezelfde motor en een aluminium frame met carbon vork. Er zijn vier maten beschikbaar: S (45cm), M (50cm), L (54cm) en XL (58cm). De Neo 1 is met €5999,- de duurste. Daarvoor krijg je een Dura Ace afmontage en carbon wielen van Vision. Dit is de versie waar ik op reed. Alleen de carbonwielen waren nog niet beschikbaar, dus reed ik met iets zwaardere aluminium wielen. De Neo 2 met een 105 afmontage is met €3999,- een stuk voordeliger. En voor €3299,- heb je de goedkoopste versie met een Tiagra afmontage en mechanische schijfremmen. De grijze Neo SE zal €3699,- kosten, heeft 650b wielen met 47mm banden. En heeft een Apex 1×11 afmontage.
Conclusie
Na deze testrit kan ik niet anders zeggen dan dat een elektrische racefiets leuk is! Maar het blijft een beetje wringen. Je moet het toch zelf doen, zo’n berg op?! Toch denk ik dat het voor een grote groep mensen een uitkomst is. Mensen die wel willen, maar de tijd er niet voor vinden. De 25km/h grens beperkt het gebruik in vlakke gebieden, maar in de bergen komt hij goed tot zijn recht. Helemaal voor de doelgroep die de trainingsuren missen. De endurance zitpositie van de Synapse Neo zal ook helpen voor wie geen tijd heeft aan de diepe racefietspositie te wennen.
Met het dubbele blad en de redelijk korte wielbasis heeft de fiets wel een racefietsgevoel. Jammer dat het staand fietsen niet hetzelfde gevoel geeft, doordat de motor inhoud bij bepaalde trapfrequenties. De Sport en Tour stand geven het natuurlijkste gevoel van het bergopfietsen en hebben een goede balans met accuverbruik. Deze Synapse Neo zal een grote groep nieuwe fietsers aanspreken, maar ik denk dat ook de pure racefietsers het leuk kunnen vinden.
Alle info bij Cannondale