Het is 6:00 in de morgen als ik met de fiets aankom bij het Chinese restaurant Wong op de Borneolaan in Amsterdam. Het vriest 4 graden, het is pikdonker en er is dikke mist. Ik ben niet de enige die het in z’n hoofd heeft gehaald om op dit moment van de dag op de fiets te stappen, want er staan nog 20 andere dik ingepakte wielrenners daar te wachten. Samen gaan we rond het IJsselmeer fietsen. Gewoon omdat het kan, en ook een beetje voor de Festive 500 natuurlijk. Net als voorgaande jaren rijden we het rondje met de klok mee. Er wordt niet gekeken naar de windrichting. Ieder jaar dezelfde route dus, maar de wind zal hem toch weer anders maken.

Dit is het derde jaar op rij dat de Winter Monsterjam wordt georganiseerd door de Windjammers, een fietsgroepje uit Amsterdam waar ik me normaal op zondag bij aansluit. Maar vandaag is speciaal, we gaan zo’n 270 km rond het IJsselmeer fietsen, en dat met dit winterse weer. Het is een mooi gezelschap; jong en oud, van recreant tot prof. Zelf ben ik de jongste met 24 jaar en kijk ik op tegen Tim Krabbé met 73 jaar. Als special guest sluit Niki Terpstra vandaag bij ons aan.

De eerste 70 km rijden we in het donker. Heel mooi, iedereen met de lichtjes in de mist. Wel een zwaar stuk, het is nog veel te vroeg, enorm koud, mogelijk glad en er is slecht zicht door de dichte mist. Er kan nog niet hard gereden worden, dat is te gevaarlijk. Toch jagen we de eerste kilometers in het donker erdoorheen, we moeten maar één keer stoppen doordat iemand een spaak uit zijn wiel rijdt. Gelukkig hebben we een volgauto bij ons bestuurd door een geblesseerde Windjammer, waar reservewielen in liggen en waar we ook allemaal een tasje met eten en kleding in hebben gelegd. Na 80 km een eerste kleine stop vlak voor we de Afsluitdijk opgaan, even snel ontbijten bij de auto.

Op de Afsluitdijk krijgen we de wind schuin tegen, maar in het peloton razen we er zo overheen met 37 km/uur gemiddeld. Ik heb het inmiddels comfortabel warm, we rollen als groep lekker door en we zijn inmiddels in Friesland. Daar doen we een kleine lunchstop bij Hotel Gaasterland in Rijs, waar op dat moment een grootse bejaarden brunch aan de gang is. We roepen veel vragen op bij de oudjes: ‘Zijn jullie net overgoten met ijswater?’ ‘Waar komen jullie dan vandaan?’ ‘Zo veel gefietst al, ga je vandaag ook nog terug?’. Helemaal verbaasd, maar ze vinden het prachtig wat we doen. Dit is het punt waar sommige mensen stoppen, anderen pas beginnen, en sommige net op de helft zijn. Maar ook het punt waar iedereen bij elkaar is om gezellig samen wat te eten. Ik denk laat ik het ‘gezond’ houden, en bestel een uitsmijter met kaas. Niki doet daar niet aan mee, die besteld gewoon een twaalf uurtje met onder andere een broodje kroket. Na deze goede Friese lunch is iedereen weer klaar om aan de tweede helft te beginnen.

De volgende kilometers gaan een stuk makkelijker. De mist verdwijnt langzaam en er gaat een waterig zonnetje schijnen. In vergelijking met de ochtend is het heerlijk warm. Er ligt veel water, zout en modder op de weg.  Op dat moment dat ik even m’n bril afzet om te genieten van het zonnetje op mijn gezicht, krijg ik een klodder modder vol in mijn oog uit het achterwiel van een voorganger, inclusief een halve zoutpot. De contactlens brandt uit mijn oog, wat dom. Gelukkig heb ik vanochtend in de vroege morgen toch weten te bedenken dat het slim was om reserve lenzen in m’n achterzakje te doen. Ik zorg even voor wat oponthoud, maar snel daarna rollen we weer verder. Even later komen we aan bij de snackbar van Bataviastad in Lelystad, inmiddels 210 km in de benen, de laatste stop voor we rechtstreeks naar Amsterdam gaan.

Ik krijg het zwaar. We hebben iets te lang pauze gehouden bij de snackbar. Mijn handen zien blauw van de kou, letterlijk. Ik krijg ook niet echt de kans om het weer warm te rijden, want opeens komt de ene lekke band na de andere. Nu is het punt gekomen dat het een kwestie van overleven is. Ik zit de kilometers af te tellen op mijn Garmin en te denken aan de pastamaaltijd en bier die op me staan te wachten bij de finish. Het schiet niet op, als ik moet aanzetten om weer aan te sluiten bij de mannen doen mijn benen pijn. Hét afzien moment van 2016 is hier. Maar daar zie ik plots de bruggen bij IJburg, nog een paar kilometer voordat we weer in hartje Amsterdam zijn. Om half 6 zitten we aan de lange cafétafel bij Kanis en Meiland te genieten van heerlijke pasta met een biertje. Dubbel en dwars verdiend met z’n allen dacht ik zo.

Dit was de tweede keer dat ik dit deed, en het ging een stuk beter doordat ik me beter had voorbereid. Meer laagjes kleding en een overzichtelijk ingepakte tas met reserve kleding. Ook zat daar voldoende eten en drinken in, en heb ik structureel elke 30 km iets gegeten en gedronken. Alleen op het einde had ik het zwaar doordat de laatste pauze net te lang was en ik het heel koud had gekregen. Ik kreeg het daarna ook niet meer warm, en bij oversteekpunten had ik veel moeite om weer aan te sluiten bij de mannen die hard aanzetten. Gelukkig had ik een goed peloton waar ik me in kon verschuilen de laatste kilometers. Volgend jaar weer? Nu twijfel ik, maar als de mail eind december binnenkomt met de vraag of ik meega zeg ik waarschijnlijk weer volmondig ja.

En het bewijs is op Strava te vinden.