We waren bij de Service Koers van BEAT Cycling op uitnodiging van Schwalbe om met renner Jan-Willem van Schip te praten over wielrennen, hoe je sneller wordt en uiteraard over banden. Iets later dan afgesproken kwam Jan-Willem aan in Zaltbommel. Op z’n trainingsfiets, want er moet wel getraind worden.

Nu hij toch bij de Service Koers is, heeft hij een aantal dingen die hij moet regelen. Enkele dingetjes aan z’n fiets en hij krijgt nog wat onderdelen mee. Maar eenmaal met een bak koffie in de hand komt hij even tot rust. Jan-Willem heeft een heel sterke mening, vooral als het om wielrennen gaat en hoe hij sneller zou kunnen worden. Alle beetjes helpen voor hem en het grote publiek kent hem naast zijn overwinningen op de baan waarschijnlijk vooral van het extreem smalle stuur waardoor hij aerodynamischer op de racefiets kan zitten.

Nu het seizoen weer gaat beginnen, is een vraag over de voorbereiding die hij heeft gehad, niet een verkeerde. “De voorbereiding ging goed. Nou eigenlijk was het begin lastig. Na het WK baan gingen de Spelen niet door. Dus dat veranderde mijn hele agenda. Toen kwam ik erachter dat ik moe was. Heel erg moe. Zelfs van een stuk wandelen was ik moe. Daar ben ik goed van uitgerust en heb toen vooral leuke dingen gedaan. Ik had bijvoorbeeld weer eens tijd voor sprinttrainingen, die normaal niet in mijn trainingsschema pasten. 3 x 20 seconden helemaal kapot gaan. Dus ik heb zin in het seizoen.” Waarschijnlijk trok ik een vragend gezicht bij de 3 x 20 seconden opmerking (zonder bijbedoeling trouwens), want enthousiast voegt hij eraan toe, “probeer het maar eens!”

Dwars door het Hageland en Antwerp Port Epic staan boven aan bij mij

Zijn doelen voor dit jaar zijn de koersen die hem normaal gesproken goed liggen. Dwars door het Hageland en Antwerp Port Epic springen staan omcirkeld in zijn agenda. En als ik dan vraag onder welke omstandigheden hij het meeste kans maakt op het rijden van een goede uitslag, geeft hij aan: “Als het een harde koers wordt. Ik ben op mijn best als het lang heel hard wordt en het liefst nog met storm en hagel.”

Als we het over zijn trainingen hebben komt de bandenkeuze ook naar voren. En daarbij is zijn keuze nogal bijzonder. Tenminste als je zijn redenering nog niet hebt gehoord. Hij traint namelijk altijd met de Durano Plus van Schwalbe die niet het meest soepel is, maar wel om zijn lekbestendigheid. “Bij mijn vorige team was dat wat lastig in verband met andere samenwerkingen, maar hier bij BEAT rijden we met Schwalbe dus dat was makkelijk. Ze hebben ook wel een snelle trainingsband maar die slijt veel sneller en de kans op lek rijden is groter.” Wel voegt hij er nog aan toe dat het wel om de Plus band gaat.

Met 20 uur in de week, rij ik zo’n 4 maanden met de band

“Ik train zo’n 20 uur in de week en nu rij ik zo’n 4 maanden met de band. Ik rij hem ook helemaal op totdat de onderliggende laag er bijna doorheen komt. Dan wordt er pas gewisseld. Voordeel is dat ik echt overal rij en geen zorgen heb over lekrijden. Toch rijdt de rest van het team op de snelle trainingsband en zijn ze moeilijk over te halen. Maar laatst hadden we een trainingskamp en zij reden lek en ik niet één keer. Nu zijn er toch wat jongens die er over gaan denken.” De extra weerstand maakt voor hem tijdens de trainingen niet veel uit omdat hij toch met vermogen traint. Je fietst dan op z’n hoogst iets minder hard.

“Negen van de tien keer pomp ik de banden voor een training niet eens op”

Ook met de bandenspanning neemt hij het niet zo nauw. Wel tijdens wedstrijden, maar niet tijdens het trainen. “Ik rij met 28 mm banden met zo’n 6,5 tot 7 bar. Negen van de 10 keer pomp ik de banden voor het trainen niet eens op. Alleen als de band echt te zacht aanvoelt.”

Jan-Willem is af en toe een bijzondere jongen in het peloton. Hij doet alles om sneller te worden. “En als je dan iets doet wat anderen niet doet, dan heb je een voordeel.” Hij wordt regelmatig “uitgelachen”, zoals hij dat zelf omschrijft, omdat hij wedstrijden altijd in z’n snelpak rijdt. “Als dat pak nou sneller is dan een normale kledingset, waarom zou ik er dan niet in rijden.”

“Als dat pak nou sneller is dan een normale kledingset, waarom zou ik er dan niet in rijden.”

Dan komt hij in het gesprek hij helemaal in z’n element. Hij studeerde Bodem, Water en Atmosfeer aan de Universiteit Wageningen. Daar leerde hij met wetenschappelijke benaderingen de elementen en vooral de lucht in kaart te brengen. Dat komt weer van pas tijdens wielrennen waarbij aero erg belangrijk is.

Dan probeert hij mij te overtuigen in zijn enthousiasme. “Wat is nodig om te winnen? Zo snel mogelijk zijn op je racefiets! Waar kan je wat winnen qua kracht en waar kan je besparen op energie? Dan moet je gewoon een sommetje maken. Wat kan ik nog beter doen?” Zo verklaart hij zijn zoektocht naar allerlei details die hem helpen om beter te worden dan de concurrentie.

“Natuurlijk geldt dit allemaal voor wat binnen je mogelijkheden ligt.” Je hebt te maken met de regelgeving van het wielrennen, en je hebt de materialen van de sponsors als uitgangspunt. Maar daarbinnen, blijft hij zoeken naar waar het nog beter kan.

Het grappige is dat hij zo serieus bezig is met het zoeken naar allerlei kleine verbeteringen voor tijdens wedstrijden. Zie zijn stuur, zie zijn snelpak. Maar dat het bij zijn trainingsrondje hij veel minder serieus is. Het lijkt wel of hij met zijn trainingsfiets juist het tegenovergestelde probeert te doen.

Een boterhamzakje met toeclip-bandje als zadeltas

Afgevlakte banden. Dat had hij natuurlijk al gezegd, hij rijdt ze altijd helemaal op. Een pompje dat met ducttape aan het frame is geplakt, nog schots en scheef ook. Een boterhamzakje met wat onderdelen die met een ouderwets toeclip-bandje (die ik me nog herinner van mijn jeugd) aan de staande achtervork is gemaakt. En dan laat ik het feit dat het zakje op de achterband rust nog even buiten beschouwing. Het is vermakelijk om naar te kijken, dat zeker.

Maar deze tegenstelling met wat hij zojuist allemaal vertelde over hoe je beter wordt voor een wedstrijd, waarbij alle kleine dingen helpen, maakt Jan-Willem zo’n interessante jongen om mee te praten. Je kan eigenlijk zo uren naar hem en zijn ideeën luisteren.

Nee, daar mag je niets over zeggen!

Hij is trouwens nog met wat nieuws bezig maar op straffe van pijniging mag ik daar niets over zeggen. Dus mocht je hem zien, vraag het hem zelf maar. Oh, en of ik nog wel iets wil zeggen over zijn nieuwe Podcast-serie. Dat wil ik wel als ik ook dat nieuwtje mag delen. Daar voelde hij niets voor, dus dan hou ik mijn mond over z’n Podcast. 😉